Smulungle Aalst NewsTeeltmethoden

Een stukje Smuljungle leifruit geschiedenis

Vroeger was het een ware kunst om ‘Leifruit’ in allerlei bochten en kronkels in toom te houden. Het getuigde van vakmanschap en meesterschap. Het was dan ook niet verwonderlijk dat ook de Kloostertuin in Aalst rijkelijk met Leifruit werd getooid. Deze foto’s stammen uit het archief van Bart Backaert. Wie nog fotomateriaal heeft? Laat maar komen. Maar waar stamt die Leifruit traditie vandaan?

Trouwens zo zag de muur in Aalst er vroeger uit. Met dank aan het prachtige archief van Made in Aalst

Een stukje geschiedenis

Wat ooit begon als simpelweg een fruitboom tegen een muur planten mondde uit tot een ware rage en statussymbool. Dicht tegen een muur rijpt het fruit beter omdat de vastgehouden zonnewarmte vooral ‘s nachts vrijkomt. In Engeland gingen ze zelfs ooit zover dat ze de muur ook verwarmden. Maar daar lees je straks meer over.

Uit de geschiedenis van het Leifruit in de Lage Landen

Er wordt verondersteld dat het koudere klimaat in de zeventiende en achttiende eeuw het belang van dit soort ‘warmere’ technieken vergroot. De lagere gemiddelde temperaturen van de toen heersende ‘kleine ijstijd’ zouden de ontwikkeling ervan bespoedigd hebben. De theorie is aannemelijk, want vrijstaande latwerken waaraan druiven en peren gebonden werden, vinden we al vroeger en veelvuldig in de vijftiende eeuw gebruikt, terwijl het leiden tegen stenen, ‘warme’ muren in de eeuw daarna een grote
vlucht nam.
Vanaf het midden van de zeventiende eeuw was er vooral in Frankrijk een snel groeiende en levendige belangstelling voor leifruit. Er kwamen talrijke handleidingen in omloop, handzame boekjes, die zo in de broekzak mee de tuin in konden. Deze handboekjes vormden de basis waarmee Jean de la Quintinye in Versailles rond 1680 de moes- en fruittuin van Lodewijk de Veertiende opzette. Zijn verzamelde kennis vergeleek hij met zijn eigen systematische waarnemingen. Met het werk van La Quintinye aan het hof van
Versailles kreeg in heel Europa het telen van fruit in lei- en vormbomen een vorstelijk allure.

Het onderhoud van leifruit was zeer arbeidsintensief en vroeg veel kennis en vaardigheden. De uitbreiding van de spoorwegen maakte het bovendien mogelijk om fruit te importeren vanuit het Zuiden, waar de productie in open lucht minder arbeidsintensief en dus goedkoper was. Ook de glazen tuinbouwkas bracht een hoge omzet voor relatief weinig arbeid — kunstmatige verwarming nam de rol van snoeitechnieken over.

De stadsboerderijen

Aanvankelijk verschenen fruitmuren in de tuinen van de aristocratie, zoals in Versailles. Maar in een aantal regio’s ontwikkelde de fruitmuur zich tot een ware industrie. Het spectaculairste voorbeeld is Montreuil, een buitenwijk van Parijs, waar vanaf de zeventiende eeuw op grote schaal perzikken tegen de muren werden geteeld. Montreuil had meer dan 600 km fruit muren in de jaren 1870, toen de industrie haar piek bereikte. Het doolhof van 300 hectare door elkaar lopende muren was zo verwarrend voor buitenstaanders dat het Pruisische leger dan maar rond Montreuil marcheerde tijdens het beleg van Parijs in 1870.

De perzik komt uit Zuid-Frankrijk, maar Montreuil slaagde erin om in de buurt van Parijs tot 17 miljoen perzikken per jaar te produceren — geroemd om hun kwaliteit. Door heel veel fruitmuren dicht bij elkaar te bouwen, verbeterde het microklimaat nog: er kon nog meer warmte worden vastgehouden en er was een nog betere beschutting tegen de wind. Binnen de omwalde boomgaarden lagen de temperaturen 8 tot 12 graden hoger dan erbuiten.

De 2,5 tot 3 meter hoge muren waren meer dan een halve meter dik. Matten konden naar beneden worden gerold om het fruit te beschermen tijdens de koudste nachten. In het centrale deel van de tuinen werden gewassen gekweekt die lagere temperaturen vedragen, zoals appels, peren, groenten en bloemen. 

Verwarmde muren

In Groot-Brittanië werd de fruitmuur vanaf de zeventiende eeuw een vast onderdeel van de moestuin van landhuizen en kastelen. Opmerkelijk is dat sommige Engelse fruitmuren vanaf de achttiende eeuw werden verwarmd. Aan de achterzijde van de muur werd een vuur gestookt en de warmte daarvan werd door horizontale rookgaskanalen doorheen de muur verspreid. Een schoorsteen op de muur maakte het verwarmingssysteem compleet. Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw werden steeds meer van die muren verwarmd met warm water.

Dichterbij ons

Ook in België en Nederland werd de fruitmuur op grote schaal gebruikt voor het kweken van druiven. Vanaf 1850 werden Hoeilaart (nabij Brussel) en het Westland (de Nederlandse regio waar nu de glastuinbouw staat) belangrijke producenten van tafeldruiven. Het Westland had 178 km fruitmuren in 1881. De Nederlanders droegen ook hun steentje bij tot de ontwikkeling van de technologie. Toen ze tijdens de eerste helft van de achttiende eeuw begonnen met het bouwen van fruitmuren bij kastelen en landhuizen, werden unieke vormen bedacht, zoals de slangenmuur.

Hoewel die in feite langer is dan een rechtlijnige muur, bespaart een slingerende muur op bakstenen omdat hij sterk genoeg is om slechts één baksteen breed gebouwd te worden. Bovendien geven de holle delen van de muur een nog beter microklimaat dan in het geval van een rechtlijnige fruitmuur — een belangrijk voordeel aangezien het Westland ongeveer 400 km ten noorden van Parijs ligt. Er waren ook varianten van de slangenmuur met hoekiger vormen.

In deze leuke post lees je er nog meer over.


Kwekerij D’Enghien

In België kan je vandaag de dag zeker nog mooie staaltjes van ‘snoei en buigwerk’ zien.
De kwekerij Pepinieres Denghien heeft er zijn specialiteit van gemaakt.

Alexandra en Olivier hebben een voorliefde voor authenticiteit, traditie en knowhow zonder compromissen. In 1996 namen zij de fakkel over van de André en Paul Chotard,
die op dat moment met pensioen gingen. Ze beslisten meteen om door te gaan met het opbinden van fruitbomen zoals de broers Chotard daar destijds in Gosselies mee begonnen
waren.

Kwekerij Pepinieres d’Enghien

De kwekerij verhuisde naar Lettelingen, een streek die gunstig is voor de fruitteelt. Daar begonnen ze aan vier lange jaren zonder enig rendement tot ze in het jaar 2000 de eerste fruitbomen konden verkopen. Het duurt immers minstens twee jaar voor een enting aanslaat en daarna nog
een jaar per ‘etage’ of verdieping van opgebonden takken. Doorzetten en geduld zijn de sleutelwoorden.

Meer dezelfde topics

Back to top button